donderdag 10 april 2008

Opkomst alternatieve energie versnelt


Alternatieve energiebronnen zullen sneller aangeboord en toegepast gaan worden dan gedacht, stelt onderzoeksbureau Iris. Grote energie-instituten zitten ernaast met hun voorstellingen. Iris, een onafhankelijk onderzoeksbureau dat gefinancierd wordt door Robeco en Rabobank, stelt dat drie factoren de komende jaren zullen leiden tot een snellere in gebruikname van alternatieve energievormen.

Ten eerste neemt de beschikbaarheid van de grootste, meest vervuilende fossiele brandstof - olie - snel af. De wereld gebruikt nu per dag 87 miljoen vaten olie, en dat terwijl de wereldeconomie in 2030 de helft groter zal zijn dan nu. Dit heeft grote gevolgen voor de olieprijs. Ten tweede zullen de meeste landen politiek onafhankelijk willen blijven van het selecte groepje olie- en gas-producerende landen. Daaronder zijn Saoedi-Arabië, Rusland en Venezuela. Ten derde zijn er de gevolgen van fossiele brandstoffen op het klimaat. Dit argument zal de komende jaren alleen maar belangrijker worden, denken de Iris-onderzoekers.

Met hun rapport wijkt het onderzoeksbureau af van rapporten van gezaghebbende instituties als het Internationaal Energie Agentschap (IEA) en de Energie Informatie Administratie (EIA). Beide organisaties verwachten dat fossiele brandstoffen de komende 20 jaar nog steeds dominant zullen zijn.

Iris is optimistischer, te meer omdat het bureau denkt dat de beide instituten de rol van overheden onderschat. Ook stelt Iris dat technologische ontwikkelingen op het gebied van alternatieve energie zullen versnellen. Op financieel gebied zitten het IEA en het EIA er ook naast, denkt Iris. Het bureau voorspelt dat de instituten de ontwikkeling van de olie- en gasprijzen te laag inschatten. Iris denkt dat i n 2030 25 procent van het mondiale energiegebruik afkomstig zal zijn van alternatieve bronnen. Maar dan is het wel nodig dat enkele technologische slagen worden gemaakt.

Zo stelt het bureau dat de eerste generatie (1G) biobrandstoffen eigenlijk nu al overgeslagen moet worden. In plaats daarvan moet volop ingezet worden op de zogenaamde tweede generatie brandstoffen (2G). De eerste generatie biobrandstoffen is nog steeds te vervuilend, levert qua energie te weinig op, verbruikt ook nog eens heel veel energie om te maken, en drijft daarnaast de voedsel- en waterprijzen op. De tweede generatie bestaat uit bijvoorbeeld plantenresten, switchgras, houtsnippers en andere vormen van organisch afval.

Het eerste grote voordeel is dat er geen hele hectares voedselproducten voor hoeven te wijken. Het tweede voordeel is dat de suikers, die nodig zijn om om te zetten naar brandbare ethanol, uit de grondstoffen gehaald worden door eiwitten. Dat kost veel minder energie en de uitstoot van broeikasgassen is zo goed als nihil. Het maken van deze nieuwe generatie brandstoffen riep tot dusver weerstand op door de hoge kosten. Maar de steeds hoger wordende prijzen voor fossiele brandstoffen doen dat argument teniet.

Biobrandstoffen als alternatieve energievorm zijn belangrijk omdat ze één, zeer aantrekkelijk kenmerk hebben dat fossiele brandstoffen (zoals benzine) ook hebben: de makkelijke inzetbaarheid. Daarnaast worden benzine en diesel heel veel gebruikt. Andere alternatieve energiebronnen die volgens Iris een grote vlucht zullen nemen, zijn zonne-energie (in de vorm van fotocellen-panelen), windenergie, kernenergie, geothermische energie en waterkracht - in die volgorde.

Zonne-energie middels fotocellen is lange tijd niet rendabel geweest en is nog steeds niet goedkoop omdat het silicium voor de cellen erg duur is. Maar dankzij technologische ontwikkelingen komen er steeds meer goedkope alternatieven, waardoor de prijzen dalen. Windenergie, in de vorm van windmolens, wordt ook steeds meer rendabel door verbeterde efficiëntie, goedkopere technologie en Europese overheden die fiks investeren uit milieu-technische overwegingen.

Kernenergie wordt steeds schoner, terwijl de output van de kerncentrales door efficiëntie-verbeteringen toeneemt. Maar het nucleair afval blijft een groot probleem. Geothermische energie en waterkrachtcentrales zijn interessant, maar helaas afhankelijk van geografische omstandigheden. Waterkrachtcentrales worden doorgaans geplaatst in bergachtige gebieden met snelstromende, grote rivieren en stuwmeren.

Geothermische centrales, die de warmte van de planeet aftappen, zijn in opkomst maar de benodigde investeringen zijn groot.

Volgens Iris kunnen de genoemde alternatieve energiebronnen in 2030 al 50 procent van de opwekking van elektriciteit voor hun rekening nemen. Het onderzoeksbureau verwacht overigens ook dat financiële markten hun steentje bij zullen dragen aan het succes van de alternatieve energiebronnen. Hoewel de mogelijkheden voor investeren in de nieuwe producenten nu nog beperkt zijn - het gaat veelal om overheidsbedrijven of start-ups - zullen de beleggingsmogelijkheden de komende jaren toenemen, wat een extra stimulans zal betekenen.

Bron: z24

Geen opmerkingen: