maandag 26 januari 2009

Obama neemt eerste milieumaatregelen

Obama De Amerikaanse president Barack Obama heeft maandag zijn eerste milieumaatregelen voorgesteld. De Verenigde Staten moeten minder afhankelijk worden van andere landen voor hun energievoorziening en de uitstoot van broeikasgassen moet naar omlaag.

(belga) - Obama wil duidelijk komaf maken met de politiek van zijn voorganger. De hele wereld moet volgens hem samenwerken in de strijd tegen de opwarming van het klimaat. "De Verenigde Staten zijn klaar om de handschoen op te nemen, maar ook opkomende economieën als China en India moeten hun rol spelen", aldus de president.

Obama heeft het nationale milieu-agentschap EPA gevraagd om Californië toe te laten strengere normen op te leggen voor de uitstoot van wagens. De staat had daartoe een verzoek ingediend tijdens de ambtstermijn van Bush, maar het EPA stak daar - naar verluidt onder sterke druk van de auto-industrie - een stokje voor.

Auto-industrie

"Vanaf 2011 komen er nieuwe nationale normen voor wagens, zodat we minder brandstof gebruiken en minder vervuilen", aldus Obama. Daartoe zou een wet uit 2007 nieuw leven worden ingeblazen. De maatregelen werden toen op het laatste moment tegengehouden door de regering Bush. In 2020 moet de Amerikaanse automobielindustrie een gemiddelde van 35 mijl per gallon kunnen voorleggen (6,7 liter per 100 kilometer).

Obama zegt zich ten volle bewust te zijn van de moeilijkheden waar de automobielindustrie momenteel mee worstelt. De maatregelen zijn volgens hem dan ook niet bedoeld om de producenten het leven nog zuurder te maken, maar om hen voor te bereiden op de toekomst.

Bron De Tijd

vrijdag 16 januari 2009

0ode aan hernieuwbare energie

De_Proost_Steven Iedereen kent intussen de 20-20-20-doelstellingen van Europa: broeikasgassen terugdringen met 20%, hernieuwbare energie opdrijven tot 20% van de energieconsumptie en 20% besparen op het totale energieverbruik. En dat alles tegen 2020.

Dat de realisatie van die doelstellingen tot een jaarlijkse reductie van olie- en gasimport kan leiden van 50 miljard euro en Europa minder afhankelijk maakt van geopolitieke spanningen, is echter minder bekend. Toch verbaast het dat de Europese Commissie een grotere onafhankelijkheid van energiebevoorrading slechts als het op twee na belangrijkste voordeel ziet. Het grootste nut is de positieve bijdrage in de strijd tegen de opwarming van de aarde, en een voorbeeldrol om groener te leven. Ik denk dat talloze Oost-Europeanen al een week veeleer groen lachen als we hen confronteren met het voordeel 'global warming'.


Europa, dat sterk afhankelijk is van Russisch gas en de toevoer over Oekraïne, komt nu maar al te graag langs in het debat om de plooien te kunnen gladstrijken. De ex-communistische neo-Europese toetredingslanden, die vandaag in de kou staan, zullen immers vrij kritisch oordelen of ze wel de juiste beleidsrichting hebben gekozen of toch maar beter onder de hoede van Rusland waren gebleven. Maar bovenal wordt Europa geconfronteerd met zijn falende interne keuken: de meeste Europese lidstaten zijn er nog niet in geslaagd om hun gasnetwerken noch hun elektriciteitsnetwerken te verbinden, om zo de gastoevoer te kunnen opvangen die nodig is voor onze warmtevoorziening, maar ook voor onze elektriciteitsproductie. Heel jammer te moeten vaststellen dat, tien jaar na de officiële liberalisering van de markt, elke nationale markt in de praktijk nog steeds een nationale markt is gebleven, ondanks wat verschuivingen in aandeelhoudersstructuur.


Er zijn echter grote verschillen binnen de 26 lidstaten met betrekking tot de afhankelijkheid van Russisch gas. Bulgarije, Slovakije en Tsjechië, met respectievelijk 100%, 100% en 80% afhankelijkheid, staan uiteraard het zwakst. De Bulgaarse economie heeft de laatste negen dagen al meer dan 50 miljoen euro verloren, een bedrag dat enkel exponentieel kan blijven stijgen wanneer het land eind deze maand al zijn gasreserves zal hebben opgebruikt. Bulgarije overweegt nu de heropstart van een oude 440 MW nucleaire installatie, die het twee jaar geleden heeft moeten sluiten als voorwaarde tot EU-lidmaatschap. Wij verwachten dan ook dat deze landen nog meer dan voorheen de kaart van hernieuwbare energie zullen trekken. Met de uitdagende doelstellingen inzake hernieuwbare energie in gedachten, hebben Tsjechië en Bulgarije onlangs hun regulatoir kader verder geoptimaliseerd, zodat ze vandaag de hitlijst van meest aantrekkelijke zonne-energielanden aanvoeren. We verwachten, in de huidige gascrisis, dan ook een stormloop van projectontwikkelaars naar deze gebieden.


Met slechts 5% afhankelijkheid van Russisch gas scoort België opvallend beter dan de meeste van zijn buurlanden: Duitsland spant de kroon met 42%, Frankrijk zit op 24% en het Verenigd Koninkrijk op 16%. Enkel Nederland, dat zelf 75 miljard m³ gas produceert, heeft een vorm van immuniteit. De sterke positie van België reflecteert het belang van de LNG-terminal in Zeebrugge, heel onlangs nog zelf het toneel van een verbeten strijd rond Publigas. Vorige week raakte eveneens bekend dat Publigas slechts 6,25% in Distrigas zal verkopen aan ENI, ten opzichte van zijn totale participatie van 31,25%. Die verkoop levert ongeveer 300 miljoen euro op, wat gebruikt kan worden om de participatie van Publigas in Fluxys verder op te drijven, in lijn met de ambitie van Publigas om een controle te verwerven in Fluxys. Een pluim op de hoed van Publigas-voorzitter Daniël Termont, tevens ook burgemeester van Gent, die eerder ook al de bevoorrading van energievoorziening (lees: controle op de LNG-terminal) had laten primeren op financiële winsten.
Als deze gasoorlog één ding leert, is het dat hernieuwbare energie en decentralisatie van energieparken veel meer zijn dan een modeverschijnsel dat enkel appelleert aan de problematiek van klimaatverandering, maar in wezen een zuivere oplossing zijn om de energiebehoefte van elk land minder afhankelijk te maken van buitenlandse twisten.


Steven De Proost is managing partner bij het onafhankelijke energieadviesbureau 7c Consult. Elke maand geeft hij zijn visie op de energieactualiteit.


Bron: www.standaard.biz/wattnu

donderdag 15 januari 2009

Biobrandstoffen komen van de grond

BRUSSEL - Testvluchten in de Verenigde Staten en in Nieuw-Zeeland met alternatieve brandstoffen zijn succesvol verlopen, maar volgens milieuactivisten zijn het weinig meer dan publiciteitsstunts. Het is nog niet duidelijk of biobrandstof de luchtvaartindustrie echt duurzaam kan helpen maken.


Kokosnootolie, olie van de babassupalm, olie van algen, olie van de jatrophaplant. Allemaal zijn ze onlangs uitgeprobeerd als grondstof om alternatieve, milieuvriendelijke vliegtuigbrandstof van te maken. De eerste proefvluchten, door verscheidene luchtvaartmaatschappijen, zijn succesvol verlopen. Maar de nieuwe brandstoffen hebben nog een lange weg af te leggen voor ze op grote schaal ingezet kunnen worden als duurzaam, veilig én betaalbaar alternatief voor klassieke kerosine.

Virgin Atlantic, de luchtvaartmaatschappij van de mediagenieke ondernemer en avonturier Richard Branson, beet in februari vorig jaar de spits af, met de eerste vlucht van een groot passagiersvliegtuig, gedeeltelijk aangedreven door biobrandstof (proefvluchten met kleinere vliegtuigen waren al eerder uitgevoerd). Een Boeing 747 Jumbo van Virgin Atlantic vloog van Londen naar Amsterdam, terwijl een van de vier motoren van het toestel gevoed werd met een mengsel van bewerkte kokosolie, babassupalmolie en gewone vliegtuigbrandstof.

Air New Zealand deed op 30 december een gelijkaardige proef, ook al met Boeing 747. Een van de motoren werd gevoed met een mengsel van vijftig procent 'Jet A-1' (standaardvliegtuigbrandstof) en vijftig procent bewerkte jatropha-olie. Jatropha is een tropische plant met olierijke zaden (die ook bekendstaan als schijtnoten of purgeernoten, wegens hun laxerende eigenschappen).
Vorige week volgde de Amerikaanse maatschappij Continental Airlines. Een Boeing 737 vloog anderhalf uur lang boven de Golf van Mexico, terwijl een van zijn twee motoren draaide op vijftig procent gewone vliegtuigbrandstof en vijftig procent biobrandstof, bestaand uit een mengsel van jatropha-olie en algenolie. Japan Airlines wil later deze maand beginnen met proeven met biobrandstof op basis van huttentutolie.

Volgens Continental was er bij zijn proeven geen enkele wijziging aan de vliegtuigmotor nodig; het mengsel van kerosine en biobrandstof kon zonder meer de plaats van de normale brandstof innemen. En het voldoet volgens de maatschappij aan alle geldende normen voor vliegtuigbrandstof, zoals een voldoende laag vriespunt. Een zwakke plek van biobrandstoffen voor toepassingen in de luchtvaart is dat ze soms te snel bevriezen als een vliegtuig in de kou op grote hoogte vliegt.

'Het vliegtuig deed het perfect', verklaarde de testpiloot Rich Jankowski na de vlucht, 'Er waren geen problemen, alles verliep volgens het boekje.' Om de kwaliteit van de brandstof te testen deed Jankowski proeven zoals de motor in de vlucht uit- en weer aanzetten.

Ook bij Air New Zealand voldeed de biobrandstof uitstekend. 'Er was absoluut geen verandering in de prestaties van het vliegtuig. Dat is wat opvallend was aan de vlucht: er gebeurde niets, er waren geen verrassingen', tekende het vakblad Aviation Week & Space Technology op uit de mond van David Morgan, chef-piloot van de luchtvaartmaatschappij. Ook de Nieuw-Zeelandse piloten hebben proefjes gedaan zoals afwisselend de motor uit- en weer aanzetten, plankgas geven, stijgen tot grote hoogte en afremmen op de motor bij het landen. De motor die op biobrandstof heeft gewerkt, is intussen weer van de Boeing afgehaald en wordt nu grondig onderzocht. Het vliegtuig vliegt weer met gewone kerosine, met betalende passagiers aan boord (en zonder dat de piloot ze de stuipen op het lijf jaagt door motoren uit te zetten).

Volgens Morgan was de proefvlucht met jatropha-olie een stap op de weg naar de certificering van de biobrandstof voor gebruik op vluchten met passagiers aan boord. Hij hoopt dat de internationale luchtvaartautoriteiten over enkele jaren een nieuw recept voor vliegtuigbrandstof goedkeuren, met op zijn minst al enkele procenten plantaardige olie erin gemengd.

De luchtvaartsector is tot nu toe grotendeels ontsnapt aan CO2-taksen, Kyoto-limieten of andere inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De sector is voorlopig nog maar verantwoordelijk voor een klein deel van de wereldwijde CO2-uitstoot (zo'n twee procent), maar dat aandeel stijgt wel snel. De sector zelf is als de dood voor het moment dat hij niet langer aan inspanningen zal kunnen ontkomen. Volgens critici zijn de proefvluchten met biobrandstof vooral een doorzichtige manier van de luchtvaartsector om zijn imago op te poetsen. De luchtvaartmaatschappijen zouden zich als brave leerlingen willen voordoen in de hoop zo harde maatregelen (zoals CO2-taksen op vliegtuigbrandstof) nog wat langer te kunnen afhouden. Een 'gimmick' noemt Kenneth Richter van de milieupressiegroep Friends of the Earth de biobrandstoftest van Virgin. 'Als je naar het recentste wetenschappelijk onderzoek kijkt, dan zie je dat biobrandstoffen zeer weinig doen om emissies te verminderen. Wat we moeten doen is de waanzinnige expansie van de luchtvaart een halt toeroepen.' Doug Parr van Greenpeace spreekt van 'groenwassen op grote hoogte.'

Het idee achter biobrandstoffen is dat ze in theorie 'CO2-neutraal' zijn, aangezien de koolstofdioxide die bij hun verbranding vrijkomt, eerder door de groeiende planten uit de lucht is gehaald. Maar in de praktijk blijkt dat, althans bij de huidige eerste generatie biobrandstoffen, erg tegen te vallen. Bij hun productie is er toch nog zoveel energie en meststof nodig, en worden er zoveel broeikasgassen uitgestoten, dat de balans amper of niet positief uitvalt. Bovendien concurreren de biobrandstoffen met voedingsgewassen voor de schaarse vruchtbare bodems, wat de prijs van voedsel de hoogte injaagt.

De luchtvaartmaatschappijen denken dat ze tegemoet kunnen komen aan die kritiek door hun keuze van biobrandstof. Het gaat niet om de meest gekritiseerde bronnen van biobrandstof zoals maïs, maar om olie uit planten die geen directe concurrenten voor voedingsgewassen zouden zijn, en die zonder veel broeikasuitstoot geteeld en tot brandstof verwerkt kunnen worden. Jatropha groeit volgens Air New Zealand op arme bodems die niet geschikt zijn voor gewone landbouw. De jatropha voor de proefvlucht kwam uit India, Malawi, Mozambique en Tanzania, en was in de Verenigde Staten bewerkt tot vliegtuigbrandstof. Algen, die in water groeien (en dat zeer snel doen) en niet concurreren met traditionele landbouwgewassen, zouden een nog duurzamere vorm van biobrandstof moeten opleveren. Maar al die nieuwe types biobrandstof zijn voorlopig nog erg experimenteel. De jatrophateelt is arbeidsintensief en levert een product van wisselende kwaliteit. Het is nog niet duidelijk of de gewassen op voldoende grote schaal verbouwd kunnen worden zonder het milieu te zwaar te belasten, en of het gebruik ervan betaalbaar zal zijn.

 

Bron: De Standaard